maandag 1 juni 2009

het "Graphic Novel" debat

Even nog het verslagje voor jullie.
Van links naar rechts ondergetekende, Peter Breedveld, Chris Bajema en Erik Noomen (foto's: Anne Jongeneel)
Donderdagmiddag was het dan zover. In het museumcafé van de Bibliotheek Bijzondere Collecties met nagelnieuwe Eisner hoofdredacteur (NU al een nieuwe hoofdredacteur???) Erik Noomen en stripjournalisten Chris Bajema en Peter Breedveld dan eindelijk, “en public”, mogen bomen over onze graphic novel. Vrienden, een belefenis, zo’n debat!

Precies over de helft van de discussietafel tekende zich vanaf de eerste dertig seconden de Grand Canyon af. Noomen en Bajema op gindse oever en Peter Breedveld en ik aan deze kant. De rechterkant, zeg maar. En eerlijk, het was niet de bedoeling er vanaf kiet zo hard in te vliegen. Maar jee, ik was er voor ingehuurd en voor zo’n diskussie wel leuker natuurlijk.

Meteen al bij het definiëringsrondje werd duidelijk dat noch Breedveld, noch ikzelf, ons konden vinden in de definiëring van de graphic novel als nieuw en zelfstandig genre. Maatvoering, kwaliteitsniveau. Geen enkele definitie gaf, volgens deze oever, de nieuwheidswaarde ten opzichte van de klassieke strip duidelijk aan, en sommige van die definities waren eigenlijk alleen maar neerbuigend naar alle stripvoorgangers. Wat was er nou precies zo nieuw aan die graphic novel ten opzichte van de klassieke strip? Bestond die Graphic Novel eigenlijk wel?

Daar kwamen Noomen en Bajema voor m’n gevoel niet goed uit. Ze kwamen daarna plots met de practische argumenten. Dat het begrip Graphic Novel dan toch tenminste een nieuwheidswaarde SUGGEREERDE, waarmee dan mooi weer ruimte in de recensiekolommen van kranten en tijdschriften kon worden geclaimd, en daarmee verkoop gestimuleers, klonk in onze oren wel errug strategisch. Is dat een genre? Dat het daarmee dus allemaal slecht modieus geneuzel werd en slechts de perfecte schaamlap voor stiekem stripminnende culturista’s (“Neenee, schatje, dit is geen strip. Dit is een Graphic Novel!!!”) .

Door naar de verkunsting en subsidiëring van het stripgenre.

Dat het aanschurken tegen ‘t rijkssubsidieapparaat in potentie wellicht GEVAREN met zich kon meebrengen voor de klassieke strip, oogstte enig hoongelach aan gene zijde. Daar werd de komst van de commissieambtenaren met hun subsidies (inclusief bijbehorende creatieve direktieven) in de piepkleine Nederlandse stripvijver juist weer als broodnodige en extreem welkome interventie gezien.

Aan het eind van het debat en vooral in het nagesprek, bij de biertjes, natuurlijk de klassieke polder- toenadering. Kijk, uiteindelijk wil iedereen het immers wel zien verbeteren in stripland. Daarover zijn we het allemaal wel eens.

Met Jean-Marc van Tol nog leuk nagepraat over die mogelijk nieuwe, stimulerende rol van de overheid. Jean-Marc begreep werkelijk NIETS van mijn bezorgdheid rondom kwaliteit en onafhankelijkheid, prees het subsidiesysteem met verve aan, en zag vooral verbeteringsmogelijkheden in de kolom uitgever-distributeur-winkelier. Dus alles wat tussen makers en publiek zit. Als we daar nou, met de centen van Plasterk, dáárin weer wat meer vaart konden krijgen, Hans!

Okee, het debat was gedaan. Iedereen een handje gegeven en weer fijn naar Hilversum getreind.En ben ik nou iets wijzer geworden rondom de graphic novel? Iets geleerd? Heb ik m’n mening nu iets bijgesteld? Kan het me ten diepste nu iets bommen, die graphic novel?

Hm. Ik vond dat openbare gekibbel wel leuker dan ik had gedacht, ik vond Peter Breedveld in het echt eigenlijk wel okee en ik hoop dat Eisner het gaat redden. Net als Eppo. Moge beide ooit de populariteit van Donald Duck halen (een oplage van 350.000 exemplaren per week! Zo slecht gaat het dus nog niet met de strip)

Nu weer lekker naar Bob en de tekentafel.

Geen opmerkingen: