Hoi allemaal! Terwijl ik bezig was jullie te vertellen wat er allemaal vooraf is gegaan aan “De strijd om het goudschip’ heeft Hans de eerste negen pagina’s van dat verhaal al op de blog gepubliceerd. De vaste bloglezers hebben al kunnen zien hoe Bob, Jan en Arie op het muitereiland geland zijn, hoe Bob Joe, Jack en Hennessey heeft teruggevonden en Arie de Willi Waw. En jullie weten zelfs al wat er met de Frisco is gebeurd.
Toch heeft ‘De strijd om het goudschip’ me heel wat hoofdbrekens gekost voordat deze versie van het scenario er lag. Veel meer dan bij ‘Avonturen in de Stille Zuidzee’ of ‘Drie jongens op een onbewoond eiland’.
Willy van der Heide presenteert namelijk niet alleen allerlei nieuwe personages in dit deel van trilogie, terwijl hij andere personages laat verdwijnen, ook beschrijft hij dezelfde scene in twee verschillende hoofdstukken vanuit een verschillend perspectief. Allemaal dingen die het schrijven van een goedlopend en vooral goed leesbaar stripscenario erg lastig maken.
Toch heeft ‘De strijd om het goudschip’ me heel wat hoofdbrekens gekost voordat deze versie van het scenario er lag. Veel meer dan bij ‘Avonturen in de Stille Zuidzee’ of ‘Drie jongens op een onbewoond eiland’.
Willy van der Heide presenteert namelijk niet alleen allerlei nieuwe personages in dit deel van trilogie, terwijl hij andere personages laat verdwijnen, ook beschrijft hij dezelfde scene in twee verschillende hoofdstukken vanuit een verschillend perspectief. Allemaal dingen die het schrijven van een goedlopend en vooral goed leesbaar stripscenario erg lastig maken.
Een van de eerste problemen waar ik tegenaan liep was de 47 pagina’s lange flashback met de gebeurtenissen rond de Frisco in het boek. Gebeurtenissen die belangrijk zijn voor het verhaal, want aan de ene kant weet Willy van der Heide van een vijftal overbodige muiters af te komen, aan de andere kant laat hij zien hoe McGarrigle het verborgen goud ontdekt en weer hulp krijgt van een andere Schotse zeevaarder en zijn bemanning.
Wat me vooral dwars zat, was dat ik het verhaal van Bob, Jan en Arie zou moeten onderbreken om het verhaal van de Frisco te vertellen en daarna op bijna hetzelfde moment weer terug in het verhaal van Bob, Jan en Arie zou moeten stappen.
Dat leek me niks. Ik wilde de verwikkelingen na de invasie van ons heldentrio achter elkaar door vertellen. En dus besloot ik de Frisco-scene aan het begin van het verhaal te plaatsen.
Met in mijn achterhoofd het Douwe Dabbertverhaal ‘De verwende prinses’ waar hoofdfiguur Douwe Dabbert pas op pagina 13 het verhaal binnenstapt, vond ik dat ik het best kon maken om Bob, Jan en Arie na pakweg een pagina of negen het verhaal te laten binnenvaren.
Dat was dus helemaal buiten Hans gerekend! Toen ik hem de eerste versie van het scenario liet lezen vond hij dat helemaal niks. Dan zouden de lezers in de krant wekenlang tegen allerlei lelijke muiters aan zitten kijken bij het ontbijt zonder ook maar iets van de hoofdpersonages te zien (tja, we waren toen nog zo naïef dat we dachten dat het AD de trilogie netjes af zou maken voor haar lezers).
En daar had hij natuurlijk gelijk in! Sterker nog, om die reden is Willy van der Heide natuurlijk ook zijn boek begonnen met Bob, Jan en Arie. Eerst de hoofdpersonage laten zien, dan de andere personages!
En dus kon ik letterlijk van voren af aan beginnen. Gelukkig is dat in het computertijdperk wat makkelijker dan toen verhalen nog met een ganzenveer werden geschreven. Je knipt een scene uit het verhaal en zet die op een andere plek. In dit geval knipte ik de muiterscene los en zette die na de scene met Bob, Jan en Arie terug in het verhaal. Daarna begon ik de plaatjes in het verhaal opnieuw te rangschikken, want Hans wilde ook graag iets minder muiters en iets meer Bob, Jan en Arie. En dat terwijl ik al het een en ander geschrapt had in de Frisco-scene, omdat ik anders op uitkwam op 50 pagina’s totaal en dat is teveel voor een Bob Evers stripalbum!
Maar na een keer of twee, drie door de scene heen te zijn gelopen, bleek dat ik toch nog anderhalve pagina kon schrappen. Zo werden bijvoorbeeld de eerste twee plaatjes van de oorspronkelijke pagina 2b samengevoegd om een mooie cliffhanger te hebben voor de uiteindelijke pagina 9:
PAGINA 2b:
1. O’Connor en de vier andere muiters trekken het bos in. Ze horen een zacht tromgeroffel.
GELUID VAN DE TROMMEL: Tom! Tom!
O’CONNOR: Hoor! Trommels!
2. De muiters lopen over een smal maar begaanbaar pad, in de richting van het trommelgeluid. Op de voorgrond de silhouetten van verborgen Polynesiërs.
GELUID VAN DE TROMMEL: Tom! Tom!
O’CONNOR: Voorwaarts! Deze kant op.
Zoek de verschillen maar met pagina 9!
De rest van pagina 2 en pagina 3 zagen er eerst zo uit:
3. De muiters komen bij een kleine open plek waar vier grashutten staan. Voor een ervan gloeit een vuur en binnen een omheining grazen enkele geiten.
O’CONNOR: Aha! Hier zullen we onze mannen wel vinden.
4. De muiters doorzoeken de vier hutten. Deze blijken leeg te zijn. De naamloze matroos trapt het vuur tegen de graswand van een van de hutten.
KOK: Niemand!
MATROOS: Niets! Verdraaid-nog-aan-toe!
PAGINA 3a:
1. Terwijl de vier grashutten in vlammen opgaan, geeft O’Connor het bevel verder te trekken.
De muiters volgen hem over een tweede pad, dat van de open plek vandaan lijdt. Op de voorgrond het silhouet van een of meer Polynesiërs die hen beloeren.
O’CONNOR: Voorwaarts! Verderop zullen we wel meer van die bijenkorven vinden.
2. De naamloze matroos ziet het silhouet van een van de Polynesiërs tussen de struiken en bomen en vuurt.
MATROOS: Daar!
GELUID VAN HET SCHOT: Pang!
3. Tot grote ontzetting van de muiters suizen er meteen twee korte speren uit het struikgewas, recht op de hartstreek van O’Connor af.
O’Connor: Aargh!
4. O’Connor ligt op de achtergrond dood op de grond met de twee werpsperen in zijn borst.De overgebleven vier muiters vuren om zich heen in het struikgewas.
KOK: Ze houden zich verborgen in het struikgewas. Vuur!
GELUID VAN HET SALVO: Pangpangpangpang!
5. Ook de kok en de naamloze matroos worden geraakt door werpsperen. Johnson en Bess rennen er angstig vandoor.
JOHNSON: Wegwezen! Als we hierblijven, gaan we eraan!
BESS: !
PAGINA 3b:
1. Johnson en Bess komen al rennend en zwetend bij een tweede open plek met vijfentwintig hutten in een grote cirkel (niet alle hutten hoeven in beeld). De vuren roken nog en sommige kookpotten dampen in het felle zonlicht. De rookkolom van de vuren stijgt loodrecht omhoog bij gebrek aan wind. Er is verder niemand te bekennen.
JOHNSON: Daar! Weer van die hutten.
BESS: En weer niemand te bekennen.
2. De twee muiters verschansen zich in de hut. Ze verbergen zich met getrokken wapens bij het raam. Bess kijkt ongerust om zich heen.
JOHNSON: Hier zijn we veilig. Niet zo’n ideale schietschijf als daar.
BESS: Wat ruik ik toch? Het lijkt wel of er iets aanbrandt.
3. Totaal van de hut die in lichterlaaie blijkt te staan. Op de voorgrond het silhouet van een Polynesiër met een brandende tak in zijn hand.
JONHSON EN BESS: !!
En dat werd uiteindelijk op 2 plaatjes na de pagina 10 van dit verhaal:
PAGINA 10a:
1. De muiters komen bij een kleine open plek waar vier grashutten staan. Voor een ervan gloeit een vuur en binnen een omheining grazen enkele geiten.
O’CONNOR: Aha! Hier zullen we onze mannen wel vinden.
2. De muiters doorzoeken de vier hutten. Deze blijken leeg te zijn. De naamloze matroos trapt het vuur tegen de graswand van een van de hutten.
KOK: Niemand!
MATROOS: Niets! Verdraaid-nog-aan-toe!
3. Terwijl de vier grashutten in vlammen opgaan, geeft O’Connor het bevel verder te trekken.
De muiters volgen hem over een tweede pad, dat van de open plek vandaan lijdt. Op de voorgrond het silhouet van een of meer Polynesiërs die hen beloeren.
O’CONNOR: Voorwaarts! Verderop zullen we wel meer van die bijenkorven vinden.
4. De naamloze matroos ziet het silhouet van een van de Polynesiërs tussen de struiken en bomen en vuurt.
MATROOS: Daar!
GELUID VAN HET SCHOT: Pang!
PAGINA 10b:
1. Tot grote ontzetting van de muiters suizen er meteen twee korte speren uit het struikgewas, recht op de hartstreek van O’Connor af. Ze raken hem nog niet.
O’Connor: !!
2. O’Connor ligt op de achtergrond dood op de grond met de twee werpsperen in zijn borst. (niet te duidelijk in beeld) De overgebleven vier muiters vuren om zich heen in het struikgewas.
KOK: Ze houden zich verborgen in het struikgewas. Vuur!
GELUID VAN HET SALVO: Pangpangpangpang!
3. Ook de kok en de naamloze matroos worden geraakt door werpsperen (niet te duidelijk in beeld) .Johnson en Bess rennen er angstig vandoor.
JOHNSON: Wegwezen! Als we hierblijven, gaan we eraan!
BESS: !
4. Johnson en Bess komen al rennend en zwetend bij een tweede open plek met vijfentwintig hutten in een grote cirkel (niet alle hutten hoeven in beeld). De vuren roken nog en sommige kookpotten dampen in het felle zonlicht. De rookkolom van de vuren stijgt loodrecht omhoog bij gebrek aan wind. Er is verder niemand te bekennen.
JOHNSON: Daar! Weer van die hutten.
BESS: En weer niemand te bekennen.
En zelfs hier heeft Hans tijdens het tekenen nog iets aangepast. Het zijn niet Johnson en Bess die zich in de leegstaande hut verschansen, maar…??
Nou ja, lezen jullie dat zelf maar. Op strippagina 10 van ‘De strijd om het goudschip’!
Wat me vooral dwars zat, was dat ik het verhaal van Bob, Jan en Arie zou moeten onderbreken om het verhaal van de Frisco te vertellen en daarna op bijna hetzelfde moment weer terug in het verhaal van Bob, Jan en Arie zou moeten stappen.
Dat leek me niks. Ik wilde de verwikkelingen na de invasie van ons heldentrio achter elkaar door vertellen. En dus besloot ik de Frisco-scene aan het begin van het verhaal te plaatsen.
Met in mijn achterhoofd het Douwe Dabbertverhaal ‘De verwende prinses’ waar hoofdfiguur Douwe Dabbert pas op pagina 13 het verhaal binnenstapt, vond ik dat ik het best kon maken om Bob, Jan en Arie na pakweg een pagina of negen het verhaal te laten binnenvaren.
Dat was dus helemaal buiten Hans gerekend! Toen ik hem de eerste versie van het scenario liet lezen vond hij dat helemaal niks. Dan zouden de lezers in de krant wekenlang tegen allerlei lelijke muiters aan zitten kijken bij het ontbijt zonder ook maar iets van de hoofdpersonages te zien (tja, we waren toen nog zo naïef dat we dachten dat het AD de trilogie netjes af zou maken voor haar lezers).
En daar had hij natuurlijk gelijk in! Sterker nog, om die reden is Willy van der Heide natuurlijk ook zijn boek begonnen met Bob, Jan en Arie. Eerst de hoofdpersonage laten zien, dan de andere personages!
En dus kon ik letterlijk van voren af aan beginnen. Gelukkig is dat in het computertijdperk wat makkelijker dan toen verhalen nog met een ganzenveer werden geschreven. Je knipt een scene uit het verhaal en zet die op een andere plek. In dit geval knipte ik de muiterscene los en zette die na de scene met Bob, Jan en Arie terug in het verhaal. Daarna begon ik de plaatjes in het verhaal opnieuw te rangschikken, want Hans wilde ook graag iets minder muiters en iets meer Bob, Jan en Arie. En dat terwijl ik al het een en ander geschrapt had in de Frisco-scene, omdat ik anders op uitkwam op 50 pagina’s totaal en dat is teveel voor een Bob Evers stripalbum!
Maar na een keer of twee, drie door de scene heen te zijn gelopen, bleek dat ik toch nog anderhalve pagina kon schrappen. Zo werden bijvoorbeeld de eerste twee plaatjes van de oorspronkelijke pagina 2b samengevoegd om een mooie cliffhanger te hebben voor de uiteindelijke pagina 9:
PAGINA 2b:
1. O’Connor en de vier andere muiters trekken het bos in. Ze horen een zacht tromgeroffel.
GELUID VAN DE TROMMEL: Tom! Tom!
O’CONNOR: Hoor! Trommels!
2. De muiters lopen over een smal maar begaanbaar pad, in de richting van het trommelgeluid. Op de voorgrond de silhouetten van verborgen Polynesiërs.
GELUID VAN DE TROMMEL: Tom! Tom!
O’CONNOR: Voorwaarts! Deze kant op.
Zoek de verschillen maar met pagina 9!
De rest van pagina 2 en pagina 3 zagen er eerst zo uit:
3. De muiters komen bij een kleine open plek waar vier grashutten staan. Voor een ervan gloeit een vuur en binnen een omheining grazen enkele geiten.
O’CONNOR: Aha! Hier zullen we onze mannen wel vinden.
4. De muiters doorzoeken de vier hutten. Deze blijken leeg te zijn. De naamloze matroos trapt het vuur tegen de graswand van een van de hutten.
KOK: Niemand!
MATROOS: Niets! Verdraaid-nog-aan-toe!
PAGINA 3a:
1. Terwijl de vier grashutten in vlammen opgaan, geeft O’Connor het bevel verder te trekken.
De muiters volgen hem over een tweede pad, dat van de open plek vandaan lijdt. Op de voorgrond het silhouet van een of meer Polynesiërs die hen beloeren.
O’CONNOR: Voorwaarts! Verderop zullen we wel meer van die bijenkorven vinden.
2. De naamloze matroos ziet het silhouet van een van de Polynesiërs tussen de struiken en bomen en vuurt.
MATROOS: Daar!
GELUID VAN HET SCHOT: Pang!
3. Tot grote ontzetting van de muiters suizen er meteen twee korte speren uit het struikgewas, recht op de hartstreek van O’Connor af.
O’Connor: Aargh!
4. O’Connor ligt op de achtergrond dood op de grond met de twee werpsperen in zijn borst.De overgebleven vier muiters vuren om zich heen in het struikgewas.
KOK: Ze houden zich verborgen in het struikgewas. Vuur!
GELUID VAN HET SALVO: Pangpangpangpang!
5. Ook de kok en de naamloze matroos worden geraakt door werpsperen. Johnson en Bess rennen er angstig vandoor.
JOHNSON: Wegwezen! Als we hierblijven, gaan we eraan!
BESS: !
PAGINA 3b:
1. Johnson en Bess komen al rennend en zwetend bij een tweede open plek met vijfentwintig hutten in een grote cirkel (niet alle hutten hoeven in beeld). De vuren roken nog en sommige kookpotten dampen in het felle zonlicht. De rookkolom van de vuren stijgt loodrecht omhoog bij gebrek aan wind. Er is verder niemand te bekennen.
JOHNSON: Daar! Weer van die hutten.
BESS: En weer niemand te bekennen.
2. De twee muiters verschansen zich in de hut. Ze verbergen zich met getrokken wapens bij het raam. Bess kijkt ongerust om zich heen.
JOHNSON: Hier zijn we veilig. Niet zo’n ideale schietschijf als daar.
BESS: Wat ruik ik toch? Het lijkt wel of er iets aanbrandt.
3. Totaal van de hut die in lichterlaaie blijkt te staan. Op de voorgrond het silhouet van een Polynesiër met een brandende tak in zijn hand.
JONHSON EN BESS: !!
En dat werd uiteindelijk op 2 plaatjes na de pagina 10 van dit verhaal:
PAGINA 10a:
1. De muiters komen bij een kleine open plek waar vier grashutten staan. Voor een ervan gloeit een vuur en binnen een omheining grazen enkele geiten.
O’CONNOR: Aha! Hier zullen we onze mannen wel vinden.
2. De muiters doorzoeken de vier hutten. Deze blijken leeg te zijn. De naamloze matroos trapt het vuur tegen de graswand van een van de hutten.
KOK: Niemand!
MATROOS: Niets! Verdraaid-nog-aan-toe!
3. Terwijl de vier grashutten in vlammen opgaan, geeft O’Connor het bevel verder te trekken.
De muiters volgen hem over een tweede pad, dat van de open plek vandaan lijdt. Op de voorgrond het silhouet van een of meer Polynesiërs die hen beloeren.
O’CONNOR: Voorwaarts! Verderop zullen we wel meer van die bijenkorven vinden.
4. De naamloze matroos ziet het silhouet van een van de Polynesiërs tussen de struiken en bomen en vuurt.
MATROOS: Daar!
GELUID VAN HET SCHOT: Pang!
PAGINA 10b:
1. Tot grote ontzetting van de muiters suizen er meteen twee korte speren uit het struikgewas, recht op de hartstreek van O’Connor af. Ze raken hem nog niet.
O’Connor: !!
2. O’Connor ligt op de achtergrond dood op de grond met de twee werpsperen in zijn borst. (niet te duidelijk in beeld) De overgebleven vier muiters vuren om zich heen in het struikgewas.
KOK: Ze houden zich verborgen in het struikgewas. Vuur!
GELUID VAN HET SALVO: Pangpangpangpang!
3. Ook de kok en de naamloze matroos worden geraakt door werpsperen (niet te duidelijk in beeld) .Johnson en Bess rennen er angstig vandoor.
JOHNSON: Wegwezen! Als we hierblijven, gaan we eraan!
BESS: !
4. Johnson en Bess komen al rennend en zwetend bij een tweede open plek met vijfentwintig hutten in een grote cirkel (niet alle hutten hoeven in beeld). De vuren roken nog en sommige kookpotten dampen in het felle zonlicht. De rookkolom van de vuren stijgt loodrecht omhoog bij gebrek aan wind. Er is verder niemand te bekennen.
JOHNSON: Daar! Weer van die hutten.
BESS: En weer niemand te bekennen.
En zelfs hier heeft Hans tijdens het tekenen nog iets aangepast. Het zijn niet Johnson en Bess die zich in de leegstaande hut verschansen, maar…??
Nou ja, lezen jullie dat zelf maar. Op strippagina 10 van ‘De strijd om het goudschip’!
2 opmerkingen:
Hallo mannen!
Zeer interessant om het schrijfproces zo bloot te leggen, vooral ook door de interactie tussen jullie twee.
Ik kijk elke dag reikhalzend uit naar 'n blogaanvulling.
Iets anders nu. Zouden jullie ook wat meer kunnen vertellen over het letteren? In de jaren 50/60 werd dat allemaal met de hand gedaan, maar als ik goed kijk naar de letters nu, zie ik dat het nu machinaal gaat. Wie doet dat?
Oja, nog een idee voor de signeersessies: een originele pagina, zodat men goed kan zien hoe groot enzo.
Groetjes,
Henkus
Hoi Henkus,
Goed idee met die originele pagina.
Hans heeft soms wel eens een map met een originele pagina's bij zich, zoals bijvoorbeeld bij Het Stripsmagazijn in Hilversum.
Maar die ligt dan ergens veilig opgeborgen en komt altijd pas te voorschijn als er iemand naar vraagt.
Maar we zouden er ook eentje inlijsten en ophangen achter de kraam (als onze uitgever tenminste een kraam tegen de wand weet te bemachtigen op de volgende beurzen).
Het letteren is helemaal Hans zijn werk. Het zijn natuurlijk wel mijn teksten en ik weet dat het een aparte 'laag' van de pagina is. En dat teksten dus ook in een laat stadium nog heel makkelijk aangepast kunnen worden.
Maar de technische details daarvan ken ik ook allemaal niet.
Daar mag van mij ook nog best een keertje een item aan gewijd worden.
Afijn, je ziet, we hebben nog heel wat interessante items achter de hand voor deze blog.
Hartelijke groeten,
Frank
Een reactie posten