donderdag 31 januari 2008
Weg tropenhelm
woensdag 30 januari 2008
Poppetjes tekenen in Hilversum
1. Arie kijkt verbaasd op als hij boven zich iets hoort snuiven. Hij wrijft nog altijd over zijn knie.
ARIE: Een gescheurde kapselband en een bloeduitstorting. Hoe kom ik…
VARKEN (buiten beeld): SNUIF!
ARIE: Goedenavond. Kom beneden. Hoe meer zielen, hoe meer vreugd.
3. Het varken kijkt Arie grijnzend aan. Arie staart stomverbaasd terug.
ARIE: !
4. Arie smijt één van de takken, die op de bodem liggen, naar het varken.
ARIE: Wil je weg wezen, stom zwijn!
5. Arie peinst verder hoe hij uit de valkuil blijven.
ARIE: Natuurlijk! Onze vrienden gebruiken valkuilen om af en toe een varken te vangen. Maar hoe kom ik hier uit?
PAGINA 6b:
1. Arie graaft het zand van de zijwand weg, dat onder zijn voeten op een hoop valt. Op deze manier klimt hij uit de kuil.
ARIE: Er is maar één manier! Graven!
2. Arie klimt uit de kuil en zet zijn voet op het pad. Het varken kijkt vanuit het struikgewas toe.
ARIE: Ziezo! En dat is de laatste stap die ik vannacht op een pad zet!
3. Arie loopt voorzichtig (vanwege zijn knie) door de plantengroei in de richting waar de oceaan moet liggen. Tussen de palmbomen door is in de verte een witte baan van strand en zeeschuim te zien.
ARIE: Ik kon wel een langs het strand neuzen of ik daar wat wijzer wordt.
4. Close-up van een verbaasde Arie.
ARIE: Huh? Maar dat is…
maandag 28 januari 2008
Spannende momenten...
Maar nu gaan we dan toch echt terug naar Bob, Jan en Arie en alles wat er vooraf ging aan ‘De strijd om het goudschip’.
Waar waren we ook alweer gebleven? Als beloning voor een goed rapport mocht Jan van zijn vader meevaren op een schip van de rederij van Arie’s vader. En natuurlijk gaan Arie en Bob ook mee.
Bij Buenos Aires raakt hun schip in een storm, loopt op een houten, drijvend scheepswrak en zinkt! De bemanning en Bob, Jan en Arie stappen in de reddingsboten en hopen dat ze snel opgepikt worden door een schip in de buurt.
Dat gebeurt ook en veel sneller dan ze denken! Het schip dat het dichts in de buurt is, is de Frisco. Een schip dat bemand wordt met muiters, maar dat weten onze helden dan nog niet.
Misschien is dit een mooi moment om eens even een licht te laten schijnen over het fenomeen ‘cliffhanger’.
Het verhaal ‘Avonturen in de Stille Zuidzee’ is immers nog gemaakt in de goede, oude tijd, toen er nog goedgetekende, goedgeschreven, spannende avonturenstrips in de Nederlandse kranten stonden met een aflevering van een halve pagina per dag. Aan het eind van zo’n aflevering zat dan een spannend moment, waardoor je je als lezer afvroeg: “Hoe zou dat verder gaan?” En waardoor je de volgende dag weer de krant ging lezen, en natuurlijk de strips als eerste. Dat spannende moment heet ‘cliffhanger’, genoemd naar de man of vrouw die aan een rotspunt of een boomtak in een rotswand hangt en de daarbij behorende vraag: zal hij/zij vallen of niet? (Maar dat lees je dan pas in de volgende aflevering)
In ‘Avonturen in de Stille Zuidzee’ gebruiken we een aantal spannende momenten uit het boek als cliffhanger, maar bijvoorbeeld ook om aan te geven dat er iets niet in de haak is met het schip Frisco dat onze helden komt redden.
In de aflevering in de krant van 14 december 2004 (de onderste helft van pagina 14 in het album) zien de mannen in de reddingsboot ineens licht. En toch zou er geen schip zo dichtbij zijn (vragen: hoe kan dat en als het geen schip is, waar komt dan dat licht vandaan?)
In de aflevering van de volgende dag blijkt het toch een schip te zijn. In het laatste plaatje zien we dat schip voor het eerst goed in beeld. De storm, de hoge golven, het reusachtige schip in vergelijking met de kleine reddingsboot en het feit dat er niemand aan dek te zien is, geven het geheel een dreigende sfeer mee. (vragen: wat is dat voor schip en wat zal er nu gaan gebeuren?)
In de aflevering van 16 december laat de bemanning van de Frisco zich nog steeds niet zien. Er worden van boven een hoop vragen gesteld en dan, weer aan het eind van de aflevering, wordt er een touw neergelaten. De drie jongens mogen als eerste aan boord (vragen: waarom uitgerekend Bob, Jan en Arie als eerste? Wie is er toch aan boord van dat schip en wat zijn ze plan met onze helden?)
Op 17 december weten Bob, Jan en Arie aan boord te komen. Maar zodra Arie het dek bereikt heeft, start de Frisco zijn motoren. In het laatste plaatje van die dag zien we het onthutste gezicht van de stuurman. Laten ze de rest van de bemanning werkelijk achter?
Op 18 december komt het antwoord: Ja, ze nemen alleen de drie jongens mee en laten de rest van de zeelui dobberen!
Voor het eerst zien we nu de groep ongure types die de bemanning van de Frisco vormt. En Jan en Arie bevestigen het gevoel dat ze in de voorgaande dagen al hadden: “Hier klopt iets niet!” “Hier klopt iets helemaal niet!”
De dagen daarop proberen de jongens uit te vissen waar ze in terecht zijn gekomen en wat er nu niet klopt, maar pas op 23 december krijgen ze het antwoord van kapitein Braggart himself: “Dit is een schip vol muiters!”
De muiters op de Frisco hebben gebrek aan mankracht en kunnen best drie jongens voor de vuile klusjes kunnen gebruiken.
In de weken daarop maken we kennis met diverse leden van de muiterbemanning, zoals Harry en Barney (op 18 december al te zien), twee muitermatrozen met wie onze helden nog heel wat te stellen te krijgen. En Mickey Mouse, hun latere leider, en misschien wel de gevaarlijkste van alle muiters aan boord van de Frisco.
Maar ook bijvoorbeeld stoker McGarrigle, bij wie Bob te werk wordt gesteld en die in “De strijd om het goudschip” nog een belangrijke rol zal spelen.
Behalve het gebrek aan mankracht, hebben de muiters trouwens nog een probleem.
Wat dat is? Juist, dat lezen jullie volgende keer!
vrijdag 25 januari 2008
Hallo Anne!!! Groeten van oom Hans!!!
Tja. . . ik ben dus niet van de Hyves generatie, dat werd even pijnlijk duidelijk, maar ik wil natuurlijk ook niet flauw doen. Per slot wordt bij elk album altijd een deel van de verkoop gegenereerd door de familie's van Frank en mijzelf. Een soort genetische gepredestineerde BE-stripfans. Zijn we natuurlijk wel hartstikke blij mee!
dinsdag 22 januari 2008
Hoe dik is Arie nou eigenlijk?
En ja, het is inderdaad een feit dat vd Heide in z'n boeken veel aandacht besteed aan de onderhuidse vetreserves op Arie's lichaam. Op meer dan één plek wijdt hij uit over hoe on-ge-lo-felijk dik deze frisse Hollands knaap is. Een nijlpaard. Een echte vetklep.
Nou is het zo dat, meer nog dan Frank, IK het ben die Arie's jongenslichaampje elke dag "in handen" heeft, en ondergetekende is dus degene die u moet aanspreken als onze roodharige stripheld te mager naar uw zin is.
Denk es met me mee, BE-stripvrienden. Onze strip is, meer nog dan jeugdsentiment, een historische strip. Een strip die zich afspeelt in de jaren betrekkelijk kort na WO 2.
Die oorlog net een paar jaar achter de rug, is het, volgens mij, meer dan aannemelijk dat de Nederlandse jeugd, qua doorvoeding, nog niet een schim was van de "doorgehamburgde" achterbank-"kids" van onze tijd. Als ik naar strandfoto's uit de jaren vijftig kijk, zie ik namelijk alleen maar van die pezige, atletische draadnageltjes in veel te grote zwembroeken. Iedereen, bijna iedereen, was DUN! MAGER! Wie toen een paar kilo extra bezat was een uitzondering! Vijf extra kilo's en je was een papzakje! Tien erbij en je was een walvisachtige zeppelin! Een kermisattractie. Een wereldwonder. Dikzijn in de fifties is gewoon niet h e t z e l f d e als dikzijn nu!!!
Dit jongetje was stevig, maar zeker geen crypto-invalide. Een geweldige zwemmer, bergwand beklimmer, huttenbouwer. Een kerngezonde enthousiasteling met slechts een paar kilootjes meer dan die andere jongetjes. Een sportman met bescheiden spekrandje. Dát moest onze strip-Arie zijn!!!
1. Bob vertelt Joe dat hij, Arie en Jan een verbandkist hebben gevonden met daarin medicijnen.
BOB: en ik heb goed nieuws voor je. we hebben een complete verbandkist gevonden en daar zitten ook kininetabletten en sulfa’s in.
HENNESSEY: dat is enorm, mijn jongen. waar is die doos?
2. Bob komt geschrokken tot de ontdekking dat Arie er nog steeds niet is. Hennessey kijkt hem verbaasd aan.
BOB: arie en ik zullen hem . . . maar . . .?? arie! waar is arie gebleven ?
3. Bob tuurt naar de gordel van plantengroei, maar ziet nergens beweging. Ook Jack, Joe en Hennessey kijken de kuil rond.
HENNESSEY: is arie hier ook?
BOB: hij behoort hier tenminste te zijn. hij zal deze kuil toch niet gemist hebben?
4. Bob geeft zijn pistool aan Jack. Hennessey en Joe kijken hem goedkeurend aan.
BOB: hennessey en ik gaan die verbandtrommel uit de boot halen. jack, blijf jij hier bij joe en let op of arie terugkomt.
JACK: okay !
5. Bob gaat voorop het struikgewas in. Hennessey volgt hem.
BOB: arie! waar kan die nu gebleven zijn?
PAGINA 5b:
1. Close-up van Arie die zijn neus in de lucht steekt.
TEKSTBLOK: intussen.
ARIE: geen spoortje van rook meer. ik ben ze ergens voorbij gelopen.
2. Arie loopt over een smal pad, een soort tunnel tussen de dichte plantengroei. Achter hem naast het pad staat een kromme boom.
ARIE: maar dit pad bewijst dat ik gelijk had. waar een pad is, is een menselijke nederzetting in de . . .
3. Tot zijn grote schrik zakt Arie door de takken van een valkuil heen.
GELUID VAN DE TAKKEN: KRAAK!
ARIE: !
4. Met een knie op de grond belandt Arie op de bodem van de valkuil.
GELUID VAN DE VAL: Plof!
5. Arie voelt aan zijn knie. De zandwanden van de valkuil lopen steil omhoog. Ze zijn van hard koraalzand en ongeveer twee meter hoog. Een deel van de takken, waarmee de valkuil bedekt was, ligt nu op de bodem van de kuil
ARIE: auw! welke lelijke waanzinnige legt er nu een valkuil midden op een pad?
vrijdag 18 januari 2008
Een heldentrio
Zoals beloofd ga ik nu iets vertellen over ons tweede Bob Evers stripalbum ‘Avonturen in de Stille Zuidzee’. Maar eigenlijk dus het allereerste avontuur van Bob, Jan en Arie.
‘Avonturen in de Stille Zuidzee’ is het enige album tot nu toe, dat we niet openen met een grote plaat. Willy van der Heide begint zijn verhaal namelijk niet met Bob, Jan of Arie, maar met de vaders van Jan en Arie. Een korte maar niet onbelangrijke passage, want zonder die vaders zouden Jan en Arie Bob nooit ontmoet hebben. Sterker nog, ze zouden nooit zulke avonturiers geworden zijn!
De vaders van Jan en Arie hebben namelijk het plan om hun beide zoons als beloning voor een goed rapport een maand mee te sturen op een vrachtschip van de rederij Roos, de rederij van Arie’s vader. Tijdens dat gesprek op de rederij belt motoronderdelenfabrikant Evers uit Amerika. En die heeft ook een zoon, ene Bob. Om een lang verhaal kort te maken, Bob wordt ook uitgenodigd en komt aan het begin van zijn vakantie naar Amsterdam om samen met Jan en Arie een zeereis te maken.
Na deze inleidende pagina pakken we op pagina 2 wel uit. En wel met een grote plaat van de Amsterdamse haven met het vrachtschip Esperanza en een cirkelvormige inzet, waar we voor het eerst het aanstaande heldentrio op het schip bij elkaar zien.
Willy van der Heide legt er niet echt de nadruk op, maar als Bob zegt dat hij een week geleden de zee al is overgestoken, weet je dat de jongens elkaar nog maar net ontmoet hebben. Blijkbaar heeft Bob nog niet de kans gehad om dat eerder aan Jan en Arie te vertellen!
En hoe nu verder met het verhaal? Het zou logisch zijn om vanaf hier alles wat Bob, Jan en Arie meemaken tekst na tekst, gebeurtenis na gebeurtenis in stripplaatjes om te zetten.
Maar dan merk je al gauw de verschillen tussen boek en strip. Het stripverhaal zou ten eerste veel te lang worden en bovendien zou de nadruk op de verkeerde scènes komen te liggen.
Zoals bijvoorbeeld het verhaal van de kok van de Esperanza op pagina 3 en 4. In dat verhaal gebeurt zoveel dat je er makkelijk drie pagina’s strip mee kan vullen. En het moet voor Hans een feest zijn om dat allemaal te mogen tekenen!
Maar is die scene echt zo belangrijk dat ik er drie pagina’s mee kan vullen? Nee dus, hij is belangrijk als onderdeel van de serie grappen die de zeelui van de Esperanza met de dan nog wat naïeve Bob, Jan en Arie uithalen, maar voor de verdere gebeurtenissen niet.
In zo’n geval denk ik altijd aan wat de beroemde Donald Ducktekenaar (en scenarist!) Carl Barks ooit heeft gezegd: “Een verhaal is als een waslijn en alles wat je aan die lijn hangt moet betrekking hebben op de lijn van het verhaal; die lijn loopt van dit punt naar dat punt…”
Met andere woorden, op elke pagina moet het verhaal een stukje verder verteld zijn. Dus geen drie pagina’s voor het verhaal van onze vriend de kok, maar slechts twee halve pagina’s en daarna is het alweer tijd om kennis te maken met de kapitein.
Het leuke van deze werkwijze is dat de gebeurtenissen in ‘Avonturen in de Stille Zuidzee’ dan automatisch een viertal ongeveer even lange ‘hoofdstukken’ opleveren in de strip.
Zo zijn Bob, Jan en Arie van pagina 4 van het album (pagina 2 van het verhaal) tot en met pagina 13 aan boord van het vrachtschip Esperanza.
Op pagina 14 verlaten ze het schip, vanwege de schipbreuk, en worden niet veel later opgepikt door het muiterschip ‘Frisco’, waar ze tot en met pagina 24 blijven.
Op pagina 25 steken ze over naar het zeiljacht ‘Willi Waw’ dat tot bovenaan pagina 35 in handen van de muiters blijft.
Daarna krijgen de eigenaars van de ‘Willi Waw’ hun zeiljacht (tijdelijk) terug en zien we in de laatste 12 pagina’s van de strip hoe Bob, Jan en Arie uiteindelijk op het eiland terechtkomen waar hun volgende stripavontuur zich af zal spelen.
Maar zover zijn we nog niet. Volgende keer eerst maar eens iets over de figuren die in ‘hoofdstuk 2’ opduiken. Want het zijn niet de grappenmakende zeelui van de Esperanza, maar de boosaardige muiters van de ‘Frisco’ die het onze helden bijna drie albums lang lastig zullen maken...
dinsdag 15 januari 2008
Welkom Frank!
Tijd voor de inkting van pagina 4. De pagina met de hoge kaders dus. De hernieuwde kennismaking tussen de drie onfortuinlijke schatgravers en onze jonge Amerikaanse held.
Ik heb die mannen flinke stoppelbaarden gegeven. Niet echt een baard van zes maanden, hoor. Ik was bang dat je ze dan niet meer zou herkennen. Misschien mochten ze eerste maanden nog wel af en toe scheren van de muiters? Wel zijn hun kleren flink gerafeld en is hun hutje erg schamel, vooral in vergelijking met de prachthut van de jongens op het andere eiland. Het is eigenlijk niet meer dan een afdakje.
Met hun varkentjesfarm en open haard vol broodvrucht-omeletten, deden die jongens het natuurlijk weer aanzienlijk beter dan de volwassenen. Een van de centrale BE-thema's, wat mij betreft.
Frank gaf in z'n scenario niet veel aanwijzingen over de details van de begroeting. Maar stevig vastpakken en schouderklappen deden ze in de vijftiger jaren vast ook al wel.
Hier de nieuwe pagina:
Je ziet 'm groot als je erop klikt.
zondag 13 januari 2008
Het prille begin...
Mijn veel te korte vakantie zit er intussen alweer een week op en zoals Hans al had beloofd zou ik hier iets gaan vertellen over de voorgeschiedenis van ons nieuwe album.
Maar het lijkt me beter om eerst eens te beginnen met de geschiedenis van de Bob Evers strip zelf.
Sommige lezers vragen zich namelijk af waarom Bob in ons allereerste stripalbum “Kabaal om een varkensleren koffer” helemaal niet mee speelt. En de echte kenners, die ook de Bob Evers boeken van Willy van der Heide hebben gelezen, willen graag weten waarom we de stripserie met het twaalfde(!) Bob Evers verhaal zijn begonnen en niet met het eerste.
Wel, dat zit zo. Halverwege 2003 vroeg Hans me of ik niet de scenario’s voor de Bob Evers strip wilde schrijven. Maar voor ik daaraan mocht beginnen, moest ik eerst een afspraak maken bij onze agent Comic House, waar toentertijd nog nooit iemand van me gehoord had.
Eenmaal daar aangekomen werd ik streng aangekeken en kreeg ik een boekje in mijn handen gedrukt met de mededeling: “Zo, jongen, maak jij daar maar eens een stripscenario van!”
Het boek in kwestie was: “Kabaal om een varkensleren koffer”.
Afijn, ik in de trein naar huis en al meteen begonnen met lezen. Bij bepaalde scènes zag ik al meteen voor me hoe dat er in strip uit moest zien. Alleen kon ik de hoofdfiguur Bob Evers nergens vinden.
Wat bleek? Bob zat lekker thuis in Amerika, terwijl Jan en Arie op avontuur gingen. Een grapje dat Willy van der Heide wel vaker uithaalde in zijn Bob Evers verhalen.
Bob moest ik in Amerika laten, dus dan maar aan de slag met Jan en Arie die kriskras heel Nederland doorreisden.
Na een kleine maand was het scenario af, althans in de eerste versie. Want daarna had Hans natuurlijk ook nog wat wensen, die ik toen weer in de tweede versie verwerkt heb.
Uiteindelijk was iedereen tevreden, kon Hans beginnen met tekenen en een paar maanden later verscheen het verhaal al in de krant.
Het eerste album was dus als het ware een soort examen voor me. Pas daarna mocht ik zelf bepalen welke verhalen van Bob we zouden gaan verstrippen en toen leek het me toch wel handig om gewoon bij het begin te beginnen.
Album 2 werd dus “Avonturen een Stille Zuidzee”, het verhaal waarin Bob, Jan en Arie elkaar voor het eerst ontmoeten. Maar daarover volgende keer meer…
zaterdag 12 januari 2008
Het Brusselse wafelijzer
Ik heb bij het opstarten van onze Bob Evers-stripserie heel lang geaarzeld over dit pagina-vorm-dogma.
Er bestaan namelijk heel erg veel, heel erg mooie strips die op beeldschone wijze gebruik maken van enige of totale layout-vrijheid bij de pagina-indeling. Amerikaans comics. Moderne Franse stripromans. Schots en scheve kaders bij vechtscènes! Een hele serie filmische miniplaatjes bij geladen, non-verbale handelingen! Paginavullende panorama's met zwartgekaderde inzetjes! Aflopende, weggefade of zelfs lettervormige kaders . . . FAN-TAS-TISCH vind ik dat! Ik geef het hier toe, beste bloglezer. . . als het aan mij alleen had gelegen was jullie Bob Evers-strip, qua pagina-indeling, er een héél stuk wilder aan toe geweest!!!
Maarja, toen begon iedereen opeens over leesbaarheid: "Zo'n drukke layout schrikt natuurlijk wel de onervaren striplezer af, Hans. Een strippagina is niet bedoeld om aan de muur te hangen, we vertellen hier toch allereerst een v e r h a a l, Hans. En die horizontale witte lijnen op de pagina werken toch ook wel weer zo lekker mee met de westerse leesrichting, Hans".
Jajajajajaja, en ze hadden ook wel een beeeeeetje gelijk. Zelfs ik moet toegeven dat het voor de lezer soms wel even puzzelen is op zo'n prachtig vormgegeven, cinematografisch strip-hoogstandje. Waar moet je beginnen? Waar is het volgende plaatje? Hoe gaat het verhaal nou precies verder? Zucht.
Op deze pagina lekker wat dubbelhoge kadertjes ingesmokkeld! Om de eh . . . kuildiepte te benadrukken, zal ik maar zeggen. Hier de nieuwe pagina:
PAGINA 4a:
1. Jack komt vanuit de struiken te voorschijn en loopt mopperend naar Hennessey toe. Hennessey kijkt hem geschrokken aan Tussen het struikgewas en de plaats waar Hennessey zit is een kleine zandvlakte. Bob kijkt van bovenaf toe.
BOB: Aha! Jack!
JACK: Sapristi nog an toe, Hennessey. Aan deze toestand moet een einde komen. Zijn die kerels nou helemaal van lotje getikt om ons als voetvegen te gebruiken. We…
2. Hennessey en Jack zitten naast elkaar bij het vuur. Hennessey waarschuwt Jack stil te zijn. Jack raast opgewonden verder.
HENNESSEY: Sssst! Als dat geraas en getier helpt ons geen steek verder. Dan peperen ze je het morgen weer in, door je nóg vuilere karweitjes op te laten knappen.
JACK: Ik vertik het! Schoonmaken en werkvrouw spelen voor die boeven, dat wordt me te gortig.
3. Close-2-shot van Hennessey en Jack, die plotseling de stem van Bob horen.
BOB (buiten beeld): Dat hoeft van nu af aan ook niet meer!
HENNESSEY EN JACK: ? ?
4. Overshoulder van Hennessey en Jack die tot hun stomme verbazing het hoofd Bob uit het struikgewas schuin boven hen zien komen.
BOB: Goedenavond. Is de koffie al bruin?
PAGINA 4b:
1. Bob springt naar beneden en belandt op de zandvlakte voor de voeten van Jack en Hennessey.
JACK: Wa…wa… Waar kom jij vandaan?
BOB: Ik zal alles later wel vertellen. Geef gauw antwoord: waar zitten die drie muiters?
2. Hennessey en Jack leggen hun situatie uit aan Bob.
JACK: Op het jacht.
HENNESSEY: Het ligt hier een paar honderd meter vandaan voor anker. Aan de zuidkant. Daar is een flauwe bocht in de kust.
3. Close-2-shot van Bob en Jack.
BOB: Prima. En waar is Joe? Gijzelaar en bij hen gevangen?
JACK: Geen kwestie van. Die ligt al een paar dagen koortsig in de hut. We hebben geen medicijnen.
4. Joe komt steunend op Hennesseys schouder uit de hut en begroet Bob.
JOE: Hello, Sonny. Glad to see you. Heb je wapens bij je?
BOB: Reken maar!
Groter? Klikken!
woensdag 9 januari 2008
Lijn
dinsdag 8 januari 2008
Zig zag vertellen
Verder met onze strip:
PAGINA 3a:
1. Jan steekt zijn neus in de wind. Bob reageert laconiek op wat hij zegt.
JAN: Nee, ik ruik het ook. Houtvuur! Snap je nou dat we geen vuurgloed zien.
BOB: Het kan een smeulend vuur zijn.
2. Bob deelt bevelen uit aan de andere twee.
BOB: We zijn er niet meer zover vandaan. Arie en ik gaan op zoek. Jij houdt hier de wacht, Jan. Zolang je niks hoort, is alles goed. Als je hoort schieten, zie je maar wat je doet.
JAN: Okido!
3. Jan blijft achter, leunend tegen een palmboom met zijn geweer in zijn hand. Op de achtergrond de silhouetten van Arie en Bob, die verder sluipen. Arie loopt voorop. Geen tekst.
4. Bob en Arie sluipen verder landinwaarts, tussen bomen en struiken door. De bodem loopt langzaam omhoog. Bob pakt Arie bij zijn elleboog.
BOB: We moeten nu toch in de buurt zijn, man. Kijk eens goed. Zie jij nergens iets?
5 Close-up van Bob en Arie die schrikken van een metaalachtig geluid.
GELUID: KLANG!
ARIE EN BOB: !!
PAGINA 3b:
1 Bob sluipt op handen en voeten met een boog links, Arie sluipt rechtsom het struikgewas in, in een omsingelende beweging.
BOB: ze zitten ergens vlak voor ons. ik snap alleen niet waarom we hen niet zien. ga jij in een boog rechts, dan ga ik links. op handen en voeten.
ARIE: okay!
2 Bob sluipt op handen en voeten verder om een dichte groep struiken rond een boomstam heen. Geen tekst.
3 Overshoulder van Bob tussen het struikgewas, die plotseling een diepe inzinking in de grond ziet. Een klein dal met een vrij steile wand aan Bobs kant. Tegen de wand is een primitieve hut gebouwd: een soort afdak van palen, boomstammetjes en takken met zijwanden van gras. Voor de hut, onder een driepoot van takken, brandt een helder vuur. Aan een snoer van gevlochten ijzerdraad hangt een grote ketel met stukken vlees erin. Bij het vuur zit Hennessey met opgetrokken knieën en zijn armen om zijn knieën geslagen. Bob herkent hem meteen.
BOB: hennessey!
4. Close-up van Bob die de geur van soep opsnuift.
BOB: hij is soep aan het koken. maar waar zijn jack en joe? en de muiters?
Merkwaardig trouwens dat ze Jan hier even achterlaten. Welke wacht moet ie dan houden? Een soort rugdekking? Toch nog es aan Frank vragen.
Hier doe ik precies hetzelfde als op de vorige pagina. Weer dezelfde techniek. Ik laat ze globaal dezelfde kant oplopen in achtereenvolgende plaatjes tot het "kantelmoment". Daar doe ik een close-up en vervolgens gaat de beweging globaal de andere kant op. Zig zag, van prikkel naar prikkel, door de tropennacht. De close-up kan nu wel wat intenser, voor de totaal-opbouw.
Als Bob komt aansluipen neem ik een voorschot op een soort "overshouldershot". Dat ie de gloed alvast ziet. Beneden aan de pagina krijgen we dan een "establishing" shot met Hennessy in z'n armoedige bedoeninkje, gevolgd door Bob's reaktie-close-up.
Ik heb dit bij elkaar geschetst op bovenstaand scenario:
Klik erop en je ziet de plaat in het groot.
vrijdag 4 januari 2008
De kwast erop
Nu verder weer met de BE-story! De geboorte van ons pracht-album! Júllie album ook! Het verhaal van de lange weg naar de top! Van vóórdat we zo rijk werden! Toen Frank en ik nog zulke eenvoudige gozers waren!
Ahum . . .
Ingescand en uitgeprint op 142%, met schuiven en veranderen overgetrokken op het dikke en gladde Schoellerhammer papier . . . kunnen we voor BE-4 pagina 2 nu aan i n k t gaan denken.
Trouwens. Als ik door onze voorafgaande BE-stripalbums blader, maak ik mezelf wijs dat ik, per deel, de tekenstijl zich een beetje zie ontwikkelen. Zien jullie dat ook? Niet van schrikken! Het gaat om kleine dingetjes, hoor. Geheel buiten mijn wil blijken die jongetjes een beetje "in m'n vingers" te zijn gaan zitten. De "klare lijn" wordt wat "vetter". Er komt meer zwart. Het wordt wat minder "cartoony". Meer detail ook.
Ik vind het goed. Zoiets gebeurt nou eenmaal helemaal vanzelf. En je ziet dat soort minime "stijlontwikkelingen" altijd pas na afloop. Nú dan, vanaf dit album, zou alles, qua tekenen, een deeltje of vijftien min of meer constant moeten gaan blijven. Ben zelf het meest benieuwd. Hou het in de gaten, vrienden.
Okee, inkt. Dit heb ik van pagina twee gemaakt:
Groter? Klikken!
donderdag 3 januari 2008
Onze jongens gaan aan land
PAGINA 2a:
1. Arie reageert gelaten op de discussie. Bob bindt een bundeltje (een pistool en een zaklantaarn, dik ingesmeerd met vet en gewikkeld in een lap die met vet en touw waterdicht is gemaakt) bovenop zijn kruin. Hij laat zijn benen voorzichtig in het water glijden.
ARIE: Of de L van Louw Loenen. Wat maakt het uit?
BOB: Mijn bundeltje. Ik ga het koele water in.
2. Bob zwemt naar het eiland, zijn hoofd zoveel mogelijk boven water houdend. Op de achtergrond de sloep met Jan en Arie.
BOB: Let goed op mijn lichtsignalen.
JAN EN ARIE: Good luck!
3. Bob komt voorzichtig uit het water het strand op gelopen. Het eiland lijkt volkomen verlaten. Geen vuur, geen licht.
BOB: Daar gaat ie dan. Good luck, Bobbie.
4. Overshoulder van Arie en Jan, die Bob vanuit zijn schuilplaats onder de struiken zien flitsen met zijn zaklantaarn.
ARIE: Het sein van Bob!
JAN: Alles is veilig. Aan de riemen!
5. Bob staat tussen de bomen en kijkt naar de naderende sloep. Hij flitst nog een keer met zijn zaklantaarn.
BOB: Daar komen ze! Hierheen, jongens.
PAGINA 2b:
1. De sloep legt aan op het strand en Arie en Jan springen het strand op, richting Bob.
JAN: Zonder verliezen aan land gekomen.
ARIE (tegen Bob): Heb jij de vijand ontdekt?
BOB: Niets te zien.
2. Close-2-shot van Bob en Arie. Arie steekt zijn neus in de lucht en snuift.
ARIE: Hmm…Snuf! Snuf!
BOB: Verkouden?
3. Arie maakt de andere twee op iets attent.
ARIE: Ik ruik houtrook. Er brandt ergens een vuur.
4. Bob en Jan turen het strand af. Arie kijkt hen sarcastisch aan. Een lichte schijn aan de horizon geeft aan waar de maan op zal komen.
JAN: Ik zie zelfs geen vonkje.
ARIE: Hoeft ook niet. Het hoeft geen vreugdevuur te zijn van acht bij tien meter. Maar er brandt geheid ergens een vuur. Aan de bovenwindse kant, natuurlijk.
5. De drie jongens lopen langs de bosrand, tegen de bries in (rechts het strand, links het bos) Arie loopt voorop. De drie jongens hebben geweren in hun hand en pistolen aan hun broekriemen.
ARIE: Waar rook is, zijn muiters. En waar muiters zijn, moeten wij ook wezen. Op naar de rook!
BOB: Ik hoop, dat je neus je niet bedriegt.
Wel wel. Ik moet ze dus die boot uittekenen en aan land laten gaan. Op een of andere manier geen plaats om uit te pakken nog hier. Met een forse overzichtsplaat verlies je misschien zelfs de intimiteit van die stiekeme landing.
En waar zit hier m'n aktie en waar m'n emotie in het akteren? Waar plaats ik, als regisseur van deze papieren acteurtjes, op deze pagina m'n accenten?
Dat moment als Bob alleen in het koude water ligt, da's misschien wel een even een momentje van bezinning. "Good luck, Bobbie". Daar beseft hij wel even dat het er nú op aan komt. Even daar een close-upje misschien? Contact maken met de kijker?
En als Arie wat ruikt. Dat is ook een belangrijk moment. Dat is eigenlijk het draaipunt van deze pagina. Daar gebeurt iets onverwachts. Daar, op dat moment, dan ook maar even closer met de "camera". T o t dat punt laat ik de handeling dan globaal naar "rechts in het plaatje" bewegen, v a n a f dat ruikmoment gaan ze dan globaal naar links gaan handelen. Om dat "draaipunt" in het verhaal te benadrukken.
Aan de slag daarmee. Lekker schetsen. Dit is de layoutschets voor pagina 2:
Erop klikken vergroot de plaat.
dinsdag 1 januari 2008
(geen) Inkleuring
Hier, in deze post, wilde ik nu de ingekleurde pagina doen. De eerste BE-goudschip albumpagina in full color. Scenario-layoutschets-inkt-inkleuring. De hele "making of . . . " produktie-riedel compleet. De core business van deze blog. Klik erop en je ziet 'm in het groot.
Helaas. Wilma Leenders -de beste inkleurder van Nederland, had ik dat al gezegd?- is er nog mee in de weer. De eerste set van 24 pagina's ligt nu sinds een paar weken bij Wilma en ik heb nog niks terug. Goed inkleuren kost immers gewoon t i j d. Netzoals goed tekenen t i j d kost. Misschien moet ik over dat "goede tekenen" , als zure, ouwe lul, ook es m'n hart luchten op deze plek -ik heb daarover wel m'n gedachten, als ik het Nederlandse striplandschap om me heen bekijk- , maar dat is misschien eh . . . leuk voor later.
Die inkleuring houden jullie van me tegoed. Doe ik nu even een tussendoortje. Een plaatje uit het nieuwe album:
Klik, dan groot. En iedereen nogmaals de beste wensen!